Op 14 juni was de zitting bij de Raad van State aangaande de Voorlopige Voorziening ten aanzien van de bouwwerkzaamheden voor het project Koning William Werf. Aan de orde was de eis van omwonenden dat er geen onomkeerbare handelingen (werkzaamheden) mogen worden uitgevoerd totdat de Raad van State uitspraak zal hebben gedaan over het ingestelde beroep.
Een aantal buurtbewoners hebben beroep ingesteld in dit dossier. Sommigen van hen zijn gemachtigd door Buurtorganisatie 1018 om namens de stichting te procederen. Zie het eerdere bericht (5 mei) over deze zaak. Eind april waren de gronden van het beroep ingediend. Daarin werd onder andere gesteld dat de wijziging van het bestemmingsplan en de verleende bouwvergunning in strijd zijn met wettelijke bepalingen, in het bijzonder omdat het geplande bouwproject onherstelbare aantasting betekent van een rijksbeschermd stadsgezicht.
Eind mei kwam de gemeente in een verweerschrift met een reactie op alle aangevoerde gronden. De gemeente besteedt daarin, naast verweer tegen de inhoudelijke beroepsgronden, ook twee pagina’s om te betogen dat het beroep van de door BO1018 gemachtigde bewoners niet ontvankelijk is. De gronden die daarvoor worden aangevoerd zijn bijvoorbeeld dat volgens de gemeente ‘niet blijkt’ dat de machtiging is verstrekt conform de procedure die door de statuten van BO1018 wordt voorgeschreven (dat is: besluit in een bestuursvergadering, met meerderheid van stemmen en meerderheid van bestuursleden aanwezig). Het is een onbegrijpelijk argument – het is simpelweg wel zo gebeurd. Ook meent de gemeente dat BO1018 geen belang heeft, en verwijst in dat verband naar het bericht op de website van 5 mei. Omdat BO1018 een crowdfundingsactie faciliteert zou ze “niet zelf willen procederen, ook niet middels vertegenwoordiging door derden” En daarom geen belang hebben.
Ter zitting stelde de gemeente dat de projectontwikkelaar heeft toegezegd niet eerder met de bouw te zullen starten totdat de Raad van State uitspraak heeft gedaan in de hoofdzaak waarmee het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning dan onherroepelijk zijn geworden. Er werd beloofd dat er ook niet eerder dan dat met sloop- en graafwerk zou worden gestart.
De bewoners vonden mondelinge toezeggingen te zwak om het verzoek om een voorlopige voorziening te plekke in te kunnen trekken.. De rechter bepaalde dat de toezeggingen formeel als proces verbaal op schrift zouden worden gesteld. Als dat door de bewoners is ontvangen vervalt feitelijk het spoedeisend belang, en zullen de bewoners het verzoek om Voorlopige Voorziening intrekken.
Tussen neus en lippen door liet de rechter nog in voorzichtige bewoordingen weten dat hij, zo op eerste indruk, dacht dat de ontvankelijkheid van BO1018 straks bij de bodemprocedure geen probleem zou zijn.
Wanneer de zaak in de bodemprocedure zal dienen is nog onbekend. Dat kan wel even duren.