Raad van State haalt streep door Amsterdams vaarbeleid – gevolgen voor Dijksgracht Oost

Op 28 september kwam de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State met een vérstrekkende uitspraak waarmee het vaarbeleid zoals dat in 2019 door de gemeente Amsterdam is vastgesteld, van tafel is. De kern van dat nieuwe beleid was dat er een maximum aantal was bepaald van 550 totaal uit te geven vergunningen - dat zijn alle verschillende categorieën boten samen - dat exploitatievergunningen voor passagiersvaart niet meer voor onbepaalde tijd zouden worden afgegeven en dat uitgifte iedere twee jaar in tranches per loting zou plaatsvinden. De Afdeling haalt nu een streep door dit vaarbeleid omdat het onvoldoende is gemotiveerd. Niemand weet nog hoe het nu allemaal verder moet. De uitspraak zal zeer waarschijnlijk consequenties hebben voor de plannen van de gemeente om in de Dijksgracht Oost een ligplaatsencluster te creëren voor 40 rondvaartboten.

Beeld: BO1018

De Raad van State oordeelt weliswaar dat de gemeente om veiligheidsredenen een maximum mag stellen aan het aantal vergunningen voor passagiersvervoer op het Amsterdamse water, maar dan moet ze wel goed motiveren dat de maatregelen die voor dit doel worden genomen “geschikt en noodzakelijk” zijn. En die motivering ontbreekt, zo concludeert de rechter. Bovendien is het nieuwe systeem voor met name kleine reders – de reders met een beperkt aantal boten – onevenredig veel nadeliger dan voor grote reders.

De gemeente zal ofwel het gekozen systeem beter moeten motiveren, of voor een ander beleid moeten kiezen. Het blijft namelijk op grond van de Europese Dienstenrichtlijn nog steeds noodzakelijk dat er een systeem komt waarbij exploitatievergunningen niet meer voor onbepaalde tijd worden uitgegeven maar een beperkte looptijd hebben. Hoe dat moet, daar moet de gemeente dus opnieuw over na gaan denken.

Het gevolg van de uitspraak van de Raad van State is dat de “oude” vergunningen die voor onbepaalde tijd geldig waren maar onder het nieuwe beleid waren ingetrokken, nu weer opnieuw geldig zijn totdat de gemeente met een nieuwe motivatie of met nieuw beleid komt. Sommige reders hebben door het nieuwe beleid en het systeem van loting schade geleden en vragen in juridische procedures nu om schadevergoeding. Wethouder Scholtes informeerde de gemeenteraad in een raadsinformatiebrief over de ontstane situatie en over het besluit van het college dat in verband met de grote onzekerheid tot september 2025 geen nieuwe exploitatievergunningen zullen worden uitgegeven. In een debat met de raad op 9 oktober heeft wethouder Scholtes zijn excuses aan de reders aangeboden en schadevergoeding toegezegd. Hij zal in direct overleg met alle reders treden om gezamenlijk te zoeken naar mogelijke oplossingen en naar een richting voor nieuw beleid. De wethouder zal de gemeenteraad in november opnieuw een brief sturen met daarin zijn gedachten over de situatie en over mogelijke opties.

Een paar weken eerder, op 9 september, had de gemeente ook al een tegenvaller gehad. Toen zette de Amsterdamse rechtbank namelijk een streep door een ander besluit van B&W, namelijk om een aantal grote reders hun exclusieve ligplaatsen in het centrum te ontnemen. De gemeente had besloten dat de “exclusieve op- en afstapplaatsen” in de binnenstad openbaar zouden moeten worden voor alle andere reders. Daarmee zou de drukte in de binnenstad verminderd kunnen worden. De klassieke “exclusieve” reders zouden dan de vaste ligplaatsen die ze al jarenlang bij die op- en afstapplaatsen hebben, moeten inleveren en hun boten zouden dan moeten verhuizen naar elders, bijvoorbeeld naar de Dijksgracht Oost.

Deze reders waren tegen dit besluit in beroep gegaan en de rechtbank overwoog in de uitspraak dat nog ongewis is wanneer beleid zal zijn vastgesteld hoe de op- en afstapplekken in de stad zullen worden verdeeld. De gemeente had aangegeven dat het streven is dat dat e.e.a voor 1 maart 2026 helder zou zijn maar de rechtbank constateert dat dat allemaal nog niet zo zeker is. Het besluit om de klassieke reders hun ligplaatsen bij de op- en afstapplaatsen te ontnemen komt dan ook te vroeg, aldus de rechtbank, en kan dus geen stand houden.

Deze uitspraak werd gedaan drie weken voor de Raad van State het hele vaarbeleid van tafel veegde. Alles maakt dat sowieso ook opnieuw nagedacht moet worden over de toekomst van de op- en afstaplocaties.

Al met al, zo bleek ook uit het debat in de gemeenteraad begin oktober, is het op dit moment volstrekt onduidelijk hoe het verder zal gaan met het hele vaarbeleid in Amsterdam. Wat dat alles precies zal betekenen voor de plannen rond de ligplaatsen in de Dijksgracht Oost is al even onduidelijk. Gezien alle onzekerheid lijkt er op dit moment geen grond te zijn, voor zover die er überhaupt ooit was, om uit te gaan van nut en noodzaak met betrekking tot de bouw van deze ligplaatsen. Daarmee is het dan ook zeer de vraag of het voorliggende bestemmingsplan door het college überhaupt nog volgens plan en planning ter besluitvorming zal worden voorgelegd aan de gemeenteraad.